"Snap ze maar eens goed!"

22 april 2020 Steenwijk

Hallo Yeme,

Jouw brieven aan thuis laten me zien hoe je met de hele situatie om ging. Berustend, in vertrouwen, onzeker over wat de toekomst zou brengen, hoop.
Een buurman heeft je verraden. “Snap ze maar eens goed “ schreef je in de brief naar de plaatselijke commandant. Een hele lijst van buren, familie en vrienden die melk leverden, onderduikers hadden, olie maakten uit het koolzaad, een radio op zolder hadden, zich anti Duits uitlieten..... Deze buur was er even goed voor gaan zitten en schreef tot in detail wanneer iemand thuis was om opgepakt te worden en waar de Sicherheidsdienst iets kon vinden.

“ Snap ze maar eens goed.”

Jij werd gesnapt op het maken van koolzaadolie. Die olie was de basis voor veel creatieve voedingsmiddelen in die tijd. Gemengd met wat meel kon je er heerlijke pannenkoeken mee maken of een smeersel voor op de boterham. Opgepakt en opgesloten, via Leeuwarden, Groningen, Kamp Amersfoort naar de Straf- und Untersuchungsgefängnis aan het Wolvenplein in Utrecht. Hier leer je Sijbren en de Drentse broers kennen. Gelukkig mag je wel post ontvangen, brieven schrijven en heb je wekelijks contact met thuis.

In mijn onderzoek zijn het de handgeschreven brieven die het meest raken. Brieven vol verraad aan de bezetter, brieven op de vlucht met potlood op vloeipapier gekrabbeld in de hoop dat er iemand is die het leest en de boodschap aan thuis overbrengt. Brieven over ontberingen die mensen hebben moeten doorstaan.
Je laatste briefje maakt de meeste indruk op mij, Yeme. Wanneer ik de tekst aan het overtikken ben, kijken je blauwe ogen vanaf je foto in mijn woonkamer me aan. Het is bijna alsof ik je stem kan horen.

5 sept. 1944

Lieve ouders en zusters,

Vanmorgen hoorden we de mededeling dat we met een transport weg moeten. Eerst schrik ik ervan natuurlijk. Maar we zullen maar weer afwachten wat het zal worden. Maar weer alle moed bijeen rapen en het beste maar hopen.

Het zal wel naar Duitsland gaan maar dat weet ik nog niet zeker. Ik maak het nog best hoor en van de brief van Trijn vernam ik dat het thuis ook nog goed is.

Nu ook maar goede moed hoor. Het zal wel niet zolang duren. Dat de oorlog is afgelopen zal ook wel niet zolang meer duren. Nu zullen we maar hopen dat ik met kerst weer thuis mag zijn.

Ik hoop dat dit briefje over mag komen. Aan allen de hartelijke groeten van Yeme.

En maar niet teveel zorgen hoor.”

Je stopt het briefje in een oude envelop van je ouders en schrijft aan de buitenzijde: “ Gaarne dit briefje even op te sturen. Dank u.” Wie wil dit briefje even posten. Bij voorbaat dank”. Er wordt die dag alleen geen post meer opgehaald in de cellen.

In een veewagon dagen zonder water, eten of frisse lucht
Onverwacht word je in het holst van de nacht van 5 op 6 september je cel uitgejaagd en samen met 70 anderen in een veewagon gepropt. Sijbren en de Drentse broers zijn hier ook bij. Allemaal staan, net niet genoeg ruimte om even diep in te ademen. Als de trein in de ochtendschemering Utrecht verlaat lukt het je om je naar een spleet in de wand toe te worstelen en de envelop met het briefje naar buiten te gooien. Enkele dagen later wordt deze bezorgd bij je ouders in Kimswerd.

Je schrijft dat je hoopt dat je met de kerst weer thuis bent. Maar dat is niet het geval. Na een helletocht van tien dagen in de veewagon kom je aan in Dieburg. Concentratiekamp Rotgau is je thuis voor de komende tijd. Dwangarbeid in de steengroeve en bij temperaturen tot 30 graden onder nul in een dikke laag sneeuw met de hand bomkraters opvullen op het vliegveld Babenhausen. Voeten zijn nat en koud, schoenen aan alle kanten kapot. Als het luchtalarm tijdens het werk afging mocht je niet in de schuilkelder, die was alleen voor Duitsers. Je sprong het bos in op hoop van zegen en zodra de bommenregen voorbij was, moest je direct aan de slag om de verse kraters weer op te vullen.

Een paar maanden geleden ben ik op de plek van het concentratiekamp geweest. Buiten een paar herinneringsborden is er niets van over. De steengroeve bestaat nog altijd en ook de kazerne van Babenhausen is er nog. Deze staat op het punt om te worden afgebroken dus ik was net op tijd.
Toen ik over de verlaten en vervallen startbaan liep zag ik de vage contouren van grote ondiepe putten in de grond, gevuld met steen en gruis. Ik zie wat jij hebt gezien, ik loop waar jij hebt gelopen.

Dhr. Oskamp, een van de medegevangenen waarmee je vanuit Utrecht in Dieburg terecht kwam, mocht begin 1945 naar huis. Hij heeft je ouders geschreven waar je zat, dat je nog leefde, in redelijke gezondheid was en veel steun haalde uit het geloof. Ik vermoed dat die verdieping van je geloof pas echt op gang kwam nadat je Utrecht hebt verlaten.

In mijn onderzoek kwam ik ook brieven van Jan Dekker tegen, hij zat samen met jou in het kamp in Rotgau, Dieburg. Jullie werkten beide op het vliegveld. Hij heeft geschreven over hoe jullie Kerst in Rotgau hebben gevierd:

"Zondag 24 december 1944 Rotgau, Dieburg, Duitsland

Het is vinnig koud buiten en er ligt zeker wel een halve meter sneeuw. Gelukkig hebben we daar vandaag geen last van want het is zondag en we hoeven deze keer niet te werken. De wachtmeesters hebben ons zaterdag zelf gezegd dat we nu drie dagen vrij hebben. Zondag én maandag en dinsdag, de beide kerstdagen.

We verheugen ons er echt op vooral omdat we de laatste tijd geen verschil meer ondervonden tussen werkdagen en zondagen. Het was altijd maar los los los...Arbeit!

En nu genieten we van onze rust. De zaal is behoorlijk verwarmd. Het middageten is op en we wachtten op de dingen die komen gaan. Vanmiddag gaan we kerstfeest vieren in de zaal boven ons. Vanmorgen zijn de andere zalen geweest en straks komen zaal 6,8 en negen aan de beurt, de Hollanders

Ik kijk eens naar buiten in de heldere vrieslucht en hoop maar dat er geen vliegtuigen komen want dan is het met onze rust gedaan. Ik zit nog wat te praten met de anderen en hoor dan in de verte het loeien van sirenes. Ook de anderen hebben het gehoord. “Het is Darmstad” zegt er één. “Dan zullen ze ook wel hier komen hoor” hoor ik een ander zeggen. Even laten loeien de sirenes van Dieburg en ook bij ons op de zaal raast de alarmbel. Als ze nu in vredesnaam maar overvliegen en het vliegveld Babenhausen laten liggen, anders wordt het toch nog werken.

Boven hoor ik de Duitsers zingen. Het is een kerstlied. Maar ook hoor ik in de verte het geronk van vliegtuigen. Op de binnenplaats zie ik een paar wachtmeesters lopen die de lucht af spieden. Dan zij zien zeker iets maar het is voor mij nog verborgen. Ik druk mijn neus plat tegen het raam en zie dan de eerste vliegtuigen, kleine zilveren vogels tegen een strakblauwe lucht.

Ze trekken lange witte condens strepen achter zich aan. Er zijn er meer voor het raam gekomen en allerlei veronderstellingen worden geopperd. Ze gaan niet in die richting, ze gaan wel in die richting. Waar zullen ze hun dood brengende last afgooien? Het geschut begint te brullen en er vertoonden zich kleine zwarte rookpluimen in de lucht. Het worden er meer en meer.

In de zaal waar kerstfeest gevierd wordt is het stil geworden. Zij zijn zeker al weggegaan uit angst voor de vliegtuigen. Dan ineens een geweldig gedonder en het hele huis schudt op zijn grondvesten. “Daar komen de sigaren” zegt er een. “ Einde vrije dagen” merkt iemand anders op. Het is zo dichtbij dat we het op onze vingers kunnen natellen dat ze het vliegveld weer onderhanden nemen. Dat betekent dat wij het in de kortst mogelijke tijd weer zullen moeten repareren. Het gedonder is nu niet meer van de lucht. Steeds meer vliegtuigen naderen. Ze draaien rond, gooien hun bommen neer en verdwijnen weer. Na een paar uur is het afgelopen en is de rust weergekeerd. ”Nou jongens” zegt de zaal oudste. “Nou jongens, dat wordt werken morgen. Daar kun je donder op zeggen.” We vrezen er allemaal voor

Dan ineens wordt de deur van de zaal opengegooid en staat er een wachtmeester. “Allemaal naar boven toe, Kerstfeest vieren!” commandeert hij.
Alles gaat hier op commando dus ook kerstfeest vieren.

We gaan naar boven. Het is erg bitterkoud en ik betreur het dat ik mijn jasje heb vergeten. Er staat een kerstboom met elektrische lichtjes en dat is het enige wat we van Kerstmis merken. Een Duitse gevangene declameert een gedicht. Iemand speelt op een piano, een ander op een viool maar mooi kan ik het niet vinden. Ik heb het trouwens veel te koud en rammel van de honger.

Dan komt er een man in het burger gekleed naar voren. Hij heeft een grote hakenkruisspeld op zijn borst en begint in het Duits iets voor te lezen. Het interesseert me niet veel. Ik hoorde iets over vallen, allemaal strijden tot het einde en trouw aan onze Fuhrer, goede soldaten aan het front in barre kou enzovoort enzovoort. “Kerel schiet op” denk ik. Dan kunnen we tenminste weer naar beneden. Er wordt weer viool en piano gespeeld. Daarna kunnen we naar beneden gaan.

We hebben kerstfeest gevierd.

Blauw van de kou komen we weer in de zaal. Gelukkig gaat meteen de bel voor het avondeten. Als kerstverrassing krijgen we allemaal een zakje met koeken. Droge harde dingen waar we bijna een maand lang elke dag onze 10 g boter voor hebben moeten missen. We hebben het trouwens daarna ook nooit meer gekregen
’S avonds vertelt Hans Tiemeijer, een medegevangene die in het dagelijks leven toneelspeler is, op onze zaal het kerstverhaal van Dickens “ Vrede op aarde” en dat is het mooiste dat ik die kerstmis gehoord heb.

’S nachts komen weer de vliegtuigen en weer wordt het vliegveld gebombardeerd. Ik lig te luisteren en denk "Vrede op aarde in de mensen een welbehagen."
De bommen exploderen met een geweldig gedonder, het afweergeschut knalt en de lucht is al rossig gekleurd van de branden
Ik denk “God, is dat nu vrede op aarde?” en weet ik dat ondanks oorlog, dood en verderf er toch de kerstnacht is waarin Jezus geboren werd. Eens zal de vrede op aarde komen en met die gedachte val ik in slaap

De volgende dagen moeten we werken net als gewoonlijk. Kerstmis bestaat niet meer voor ons. Kerkgaan is er niet bij maar toch vier ik Kerstmis in mijn hart omdat ik weet dat boven de wereld met zijn oorlog en herrie Jezus Christus staat in zijn grote en onbegrijpelijke liefde.

Jan Dekker"

Hans Tiemeijer, de acteur die met het Dickensverhaal toch een beetje kerst bracht in Rotgau, overleeft en komt na de bevrijding weer thuis. Later zal ik Hans op t.v. zien schitteren in de oude versie van 'Ciske de Rat' en in de film 'De Overval'. Hij heeft een lang voorspoedig leven geleid en ongetwijfeld nog vaak aan jou en de anderen gedacht op die kerstavond in 1944.

Hartelijke groet, Cindy